woensdag 24 februari 2010

Anderen helpen: geef je een brood of een steen?

‘Is er iemand onder jullie die zijn kind, als het om zijn kind, als het om een brood vraagt, een steen zou geven? Of een slang, als het om een vis vraagt? Als jullie dus, ook al zijn jullie slecht, je kinderen al goede gaven schenken, hoeveel te meer zal jullie Vader in de hemel dan het goede geven aan wie hem daarom vragen. Behandel anderen dus steeds zo als jullie willen dat ze jullie behandelen. Dat is hart van de Wet en de Profeten.’ Matteüs 7:9

De redenering in deze paragraaf is opvallend. Eerst wordt er gezegd dat je het goede wilt geven aan je kinderen. Maar dat kan niet altijd, je wilt geen steen geven als geen brood hebt. De Vader in de hemel kan wel voor brood zorgen als we Hem daar om vragen. Dat vragen gaat het niet over onszelf, maar wat we anderen willen geven, zodat we hen zo kunnen behandelen zoals we graag zelf behandeld willen worden.

Stel dat er iemand in je omgeving is waarvan je weet dat je hem/haar niet kan helpen. Je zou wel willen, want je wenst het goede voor hem/haar. In een vergelijkbare situatie zou je zelf immers ook zo behandeld willen worden. Maar je weet niet wat je moet zeggen tegen of doen voor die persoon, terwijl die persoon het zo nodig heeft. Dan mag je naar God gaan met de vraag: ‘Heer, ik weet dat die persoon daar mee zit en ik kan hem niet helpen. U zegt dat we mensen moeten behandelen zoals wij behandeld zouden willen worden. Schenk mij daarom mij wat ik nodig heb om hem te helpen. U bent de hemelse Vader.’ Zo kunnen we anderen behandelen als we zelf behandeld zouden willen worden. Want we willen geen dode stenen uitdelen, maar brood, levensvoedsel.

Geen opmerkingen: