Zonen die fouten maken kunnen makkelijk gaan denken dat ze
niet langer waard zijn om een zoon te heten. Dat gebeurde met de verloren zoon.
De vader was het eens met het feit dat hij fouten had gemaakt, maar niet met
het feit dat de zoon voortaan als slaaf zou dienen in zijn huis. Hij geeft de
zoon namelijk een kleed, een ring en sandalen en dat geeft uitdrukking aan het
zoonschap.
Hoe de zoon ‘verloren’ wordt
De jongste zoon groeit op bij de Vader. Op een gegeven
moment besluit hij dat hij de veilige omgeving bij de vader wil verlaten en
naar een ver land wil gaan. Hij vraagt zijn vader om zijn deel van de erfenis (Lukas
15).
De vader geeft de zoon zijn erfenis en de zoon gaat op weg
naar een ver land. In het begin gaat het goed. Na een tijdje begint hij gebrek
te leiden en gaat de zoon op zoek naar een baan. Hij vindt een baan als
varkenshoeder, maar hij mag nog niet eens de schillen van de varkens eten. De
zoon leeft nu ver beneden zijn afkomst. Zelfs de slaven in zijn vaders huis
hebben het beter dan hem.
De waardigheid die de zoon had bij zijn vaders huis is
nergens meer te bekennen. Zeker als we kijken naar de joodse context waarin dit
verhaal geschreven is: voor een jood is het namelijk een enorme afgang om
varkens, onreine beesten, te hoeden. Daarnaast was hij ook nog eens bankroet.
En vanwege de hongersnood in het land had hij ook nog honger. De oudste zoon
zegt later over zijn broer dat hij zijn geld opgemaakt heeft bij de hoeren. De
zoon was al zijn waardigheid verloren. Van de buitenkant was er niet meer
zichtbaar dat hij de zoon van de rijkste vader ter wereld was. Aan de
binnenkant was de zoon leeg. Er was niemand die zich echt om hem bekommerde.
Hoe kunnen we ons in de verloren zoon herkennen?
Als je op het eerste gezicht naar het verhaal kijkt is er
voor de meesten van ons weinig overeenkomst tussen de zoon en ons eigen
levensverhaal. We zijn waarschijnlijk geen varkenshoeder (of afvalopruimer,
wc-schoonmaker). We hebben nog wel wat geld en we hebben ook geen honger.
Maar wat wel herkenbaar is: de zoon had fantasieën over een
ver land waar het beter zou zijn. Wij hebben ook dat soort fantasieën: als ik
maar een goede baan had, als ik getrouwd was, als ik rijk was, als ik die
smartphone heb. Ergens denken we dat een andere situatie of meer middelen ons
gelukkiger zou maken. Het verre land waar de zoon over droomde kan dus
vergeleken worden met het “land van verlangens die ons niet blijvend voldoening
kunnen geven”. De zoon luisterde naar de stem die hem zei dat hij zijn vaders
huis moest verlaten om geestelijk, emotioneel en relationeel voldoening te
vinden.
De vader weet al lang dat de zoon in het verre land niet tot
zijn doel zou komen. Maar hij laat het toe en laat zijn zoon gaan. Dan komt er
een hongersnood over het land en de zoon begint gebrek te leiden. We beginnen
geestelijk gebrek te leiden als we ons zelf te vullen met andere bronnen. Als we
ons gaan verlustigen in iets anders dan God, dan staat God het toe dat we te
beginnen te wankelen. De zoon vindt nergens in het land brood, of zelfs maar
varkensschillen en voelt zich leeg.
De zoon komt tot zichzelf
Door de hongersnood wordt de zoon gedwongen om na te denken
over zijn leven. Hij ziet in dat dit verre land niet zo goed is als hij had
gedacht. Hij heeft honger en verlangt terug naar zijn vaders huis waar zelfs de
slaven brood hebben.
Hij besluit terug te gaan naar zijn vader om hem te zeggen: “Vader,
ik heb gezondigd tegen de hemel en tegenover u en ik ben niet langer waard uw
zoon genoemd te worden.”
De zoon is zich zeer bewust van de fouten die heeft gemaakt.
Ten eerste, heeft hij zijn vaders erfenis opgemaakt. Ten tweede, heeft hij zijn
vaders huis verruild voor een ver land wat een dwaze keus was. Ten derde, heeft
hij bij de hoeren geslapen. Ten vierde, heeft hij onreine dieren, varkens,
gehoed. Lager kun je bijna niet vallen. Daarom vindt hij zichzelf niet langer
waard om een zoon van zijn vader genoemd te worden. Hij is er van overtuigd dat
hij de titel zoon niet meer verdiend en wil dienen als slaaf in zijn vaders
huis. Het zoonschap is niet langer waardig.
De vader herstelt de zoon in het zoonschap
Op het moment dat de vader de zoon ziet aankomen onderweg
naar huis, begint de vader te rennen en omhelst en kust de zoon. Dat is nog
eens een warm welkom.
De zoon heeft zijn speech goed voorbereid en begint met te
zeggen: ‘Vader, ik heb gezondigd tegen u en ben het niet langer waard uw zoon
genoemd te worden’.
De vader denkt daar duidelijk anders over en gaat niet in op
de opmerking dat de zoon niet meer waard is om zoon te heten. Hij heeft het
berouw van zijn zoon gezien en draagt onmiddellijk zijn slaven op om een kleed,
een ring en sandalen te halen. Deze dingen worden de zoon meteen gegeven en over
een straftijd wordt in het geheel niet gesproken.
Waar de zoon zo teleurgesteld is over zijn fouten en liever
een slaaf wil zijn, breekt de vader meteen in en herstelt de waardigheid van de
zoon. Dat blijkt uit de drie ‘items’ die de zoon toebedeeld krijgt.
Als eerste ‘het beste kleed’. Er staat in de grondtekst ‘het
eerste kleed’. Het kleed dat de zoon had voordat hij de erfenis verkwistte wordt
hem weer gegeven. Het is een kleed dat aanduid dat het goed is tussen de vader
en de zoon en dat de zoon volledig is opgenomen in de familie. Onmiddellijk na
onze bekering hebben we de geest van het zoonschap ontvangen, en hoewel we
fouten maken, hersteld de Vader ons elke keer weer in het zoonschap, in een
positie van eer in Zijn huis. Het kleed geeft ons als zonen van God zekerheid
dat we gerechtvaardigd zijn door het bloed van de Zoon.
Daarna ‘de ring’. In bijbelse tijden was de ring een symbool
van autoriteit. De zoon krijgt deze ring en dit betekent dat hij toegang heeft
tot alle rijkdommen van zijn vader. Er worden niet bepaalde kastjes of kluizen
in het huis op slot gehouden, omdat de zoon de erfenis verkwistte, maar de zoon
mag meteen in de autoriteit van de vader gaan staan. De ring om zijn vinger is
het bewijs dat hij hoort bij de vader.
Vervolgens ‘de sandalen’. Dit laat duidelijk zien dat de
zoon geen slaaf is en dat hij de titel zoon heeft. Slaven droegen namelijk geen
sandalen! Zonen natuurlijk wel. De verloren zoon vond zichzelf alleen nog
waardig genoeg om slaaf te zijn, maar de vader is het hier niet mee eens. De
zoon ontvangt sandalen zodat hij weet dat hij een zoon is en geen slaaf.
Al deze drie items laten zien dat de vader de zoon ziet als
zijn eigen zoon waar hij verheugd over is en die mag wandelen in zijn
identiteit als zoon met zekerheid, autoriteit en verbondenheid met de vader.
En dit is waar God als Vader goed in is: zonen die denken dat
ze voor altijd slaven moet blijven, herstel geven in hun identiteit, zodat ze
vrij zijn.