zondag 15 december 2013

Geen slaaf maar zoon


Zonen die fouten maken kunnen makkelijk gaan denken dat ze niet langer waard zijn om een zoon te heten. Dat gebeurde met de verloren zoon. De vader was het eens met het feit dat hij fouten had gemaakt, maar niet met het feit dat de zoon voortaan als slaaf zou dienen in zijn huis. Hij geeft de zoon namelijk een kleed, een ring en sandalen en dat geeft uitdrukking aan het zoonschap.

Hoe de zoon ‘verloren’ wordt

De jongste zoon groeit op bij de Vader. Op een gegeven moment besluit hij dat hij de veilige omgeving bij de vader wil verlaten en naar een ver land wil gaan. Hij vraagt zijn vader om zijn deel van de erfenis (Lukas 15).
De vader geeft de zoon zijn erfenis en de zoon gaat op weg naar een ver land. In het begin gaat het goed. Na een tijdje begint hij gebrek te leiden en gaat de zoon op zoek naar een baan. Hij vindt een baan als varkenshoeder, maar hij mag nog niet eens de schillen van de varkens eten. De zoon leeft nu ver beneden zijn afkomst. Zelfs de slaven in zijn vaders huis hebben het beter dan hem.
De waardigheid die de zoon had bij zijn vaders huis is nergens meer te bekennen. Zeker als we kijken naar de joodse context waarin dit verhaal geschreven is: voor een jood is het namelijk een enorme afgang om varkens, onreine beesten, te hoeden. Daarnaast was hij ook nog eens bankroet. En vanwege de hongersnood in het land had hij ook nog honger. De oudste zoon zegt later over zijn broer dat hij zijn geld opgemaakt heeft bij de hoeren. De zoon was al zijn waardigheid verloren. Van de buitenkant was er niet meer zichtbaar dat hij de zoon van de rijkste vader ter wereld was. Aan de binnenkant was de zoon leeg. Er was niemand die zich echt om hem bekommerde.

Hoe kunnen we ons in de verloren zoon herkennen?

Als je op het eerste gezicht naar het verhaal kijkt is er voor de meesten van ons weinig overeenkomst tussen de zoon en ons eigen levensverhaal. We zijn waarschijnlijk geen varkenshoeder (of afvalopruimer, wc-schoonmaker). We hebben nog wel wat geld en we hebben ook geen honger.
Maar wat wel herkenbaar is: de zoon had fantasieën over een ver land waar het beter zou zijn. Wij hebben ook dat soort fantasieën: als ik maar een goede baan had, als ik getrouwd was, als ik rijk was, als ik die smartphone heb. Ergens denken we dat een andere situatie of meer middelen ons gelukkiger zou maken. Het verre land waar de zoon over droomde kan dus vergeleken worden met het “land van verlangens die ons niet blijvend voldoening kunnen geven”. De zoon luisterde naar de stem die hem zei dat hij zijn vaders huis moest verlaten om geestelijk, emotioneel en relationeel voldoening te vinden.
De vader weet al lang dat de zoon in het verre land niet tot zijn doel zou komen. Maar hij laat het toe en laat zijn zoon gaan. Dan komt er een hongersnood over het land en de zoon begint gebrek te leiden. We beginnen geestelijk gebrek te leiden als we ons zelf te vullen met andere bronnen. Als we ons gaan verlustigen in iets anders dan God, dan staat God het toe dat we te beginnen te wankelen. De zoon vindt nergens in het land brood, of zelfs maar varkensschillen en voelt zich leeg.

De zoon komt tot zichzelf

Door de hongersnood wordt de zoon gedwongen om na te denken over zijn leven. Hij ziet in dat dit verre land niet zo goed is als hij had gedacht. Hij heeft honger en verlangt terug naar zijn vaders huis waar zelfs de slaven brood hebben.
Hij besluit terug te gaan naar zijn vader om hem te zeggen: “Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegenover u en ik ben niet langer waard uw zoon genoemd te worden.”
De zoon is zich zeer bewust van de fouten die heeft gemaakt. Ten eerste, heeft hij zijn vaders erfenis opgemaakt. Ten tweede, heeft hij zijn vaders huis verruild voor een ver land wat een dwaze keus was. Ten derde, heeft hij bij de hoeren geslapen. Ten vierde, heeft hij onreine dieren, varkens, gehoed. Lager kun je bijna niet vallen. Daarom vindt hij zichzelf niet langer waard om een zoon van zijn vader genoemd te worden. Hij is er van overtuigd dat hij de titel zoon niet meer verdiend en wil dienen als slaaf in zijn vaders huis. Het zoonschap is niet langer waardig.

De vader herstelt de zoon in het zoonschap

Op het moment dat de vader de zoon ziet aankomen onderweg naar huis, begint de vader te rennen en omhelst en kust de zoon. Dat is nog eens een warm welkom.
De zoon heeft zijn speech goed voorbereid en begint met te zeggen: ‘Vader, ik heb gezondigd tegen u en ben het niet langer waard uw zoon genoemd te worden’.
De vader denkt daar duidelijk anders over en gaat niet in op de opmerking dat de zoon niet meer waard is om zoon te heten. Hij heeft het berouw van zijn zoon gezien en draagt onmiddellijk zijn slaven op om een kleed, een ring en sandalen te halen. Deze dingen worden de zoon meteen gegeven en over een straftijd wordt in het geheel niet gesproken.
Waar de zoon zo teleurgesteld is over zijn fouten en liever een slaaf wil zijn, breekt de vader meteen in en herstelt de waardigheid van de zoon. Dat blijkt uit de drie ‘items’ die de zoon toebedeeld krijgt.
Als eerste ‘het beste kleed’. Er staat in de grondtekst ‘het eerste kleed’. Het kleed dat de zoon had voordat hij de erfenis verkwistte wordt hem weer gegeven. Het is een kleed dat aanduid dat het goed is tussen de vader en de zoon en dat de zoon volledig is opgenomen in de familie. Onmiddellijk na onze bekering hebben we de geest van het zoonschap ontvangen, en hoewel we fouten maken, hersteld de Vader ons elke keer weer in het zoonschap, in een positie van eer in Zijn huis. Het kleed geeft ons als zonen van God zekerheid dat we gerechtvaardigd zijn door het bloed van de Zoon.
Daarna ‘de ring’. In bijbelse tijden was de ring een symbool van autoriteit. De zoon krijgt deze ring en dit betekent dat hij toegang heeft tot alle rijkdommen van zijn vader. Er worden niet bepaalde kastjes of kluizen in het huis op slot gehouden, omdat de zoon de erfenis verkwistte, maar de zoon mag meteen in de autoriteit van de vader gaan staan. De ring om zijn vinger is het bewijs dat hij hoort bij de vader.
Vervolgens ‘de sandalen’. Dit laat duidelijk zien dat de zoon geen slaaf is en dat hij de titel zoon heeft. Slaven droegen namelijk geen sandalen! Zonen natuurlijk wel. De verloren zoon vond zichzelf alleen nog waardig genoeg om slaaf te zijn, maar de vader is het hier niet mee eens. De zoon ontvangt sandalen zodat hij weet dat hij een zoon is en geen slaaf.
Al deze drie items laten zien dat de vader de zoon ziet als zijn eigen zoon waar hij verheugd over is en die mag wandelen in zijn identiteit als zoon met zekerheid, autoriteit en verbondenheid met de vader.
En dit is waar God als Vader goed in is: zonen die denken dat ze voor altijd slaven moet blijven, herstel geven in hun identiteit, zodat ze vrij zijn.